Wij hebben kittens !!!

 

 

 

Oorsprong

Hoewel de Noorse Boskat nog altijd wordt beschouwd als een relatief nieuw ras, leeft hij in werkelijkheid al eeuwenlang in zijn thuisland Noorwegen (evenals in Zweden en Finland overigens). Niemand weet precies hoe lang de Boskatten al in Scandinavië leven of waar hun oorsprong ligt.

Een aantal wetenschappers is er inmiddels min of meer zeker van dat de Noorse Boskat zijn ontstaan dankt aan de Vikingen: op hun handelsroutes langs de Wolga en de Dnjepr drongen zij door tot in Klein-Azië en namen daarbij halflanghaarkatten als de Turkse Angora en de Turkse Van mee terug naar hun moederland. Uit onderzoek is duidelijk geworden, dat deze woeste en oorlogs-zuchtige barbaren katten hielden als huisdieren en muizenvangers, zowel thuis als op hun vermaarde drakenschepen. Daarmee zou ook het bestaan van wilde halflanghaarkatten in bijv. Normandië en de ‘Nieuwe Wereld’ kunnen zijn verklaard.

Volgens een andere theorie zijn de katten meeverhuisd met de grote migratiegolf die vanuit Zuid-Rusland naar Noord- en West-Europa op gang kwam, nadat de Hunnen - ook al zo’n ruig en meedogenloos volk - omstreeks 370 na Chr. plotseling in de gebieden rondom de Zwarte Zee en de Kaspische Zee verschenen en daar dood en verderf zaaiden.

Het kan ook zijn dat er sprake is van een combinatie van beide theorieën. In ieder geval gaat de historie van de Noorse Boskat terug tot vóór de donkere Middeleeuwen:

 

 

 

Sprookjeskat uit de Noorse bossen

De oude Noorse mythologie spreekt van een kat die zo enorm was, dat zelfs de god Thor hem niet van de grond kon tillen.

De godin van liefde en vruchtbaarheid Freija had een gouden hemelwagen die werd getrokken door twee grote katten.

In de Noorse overleveringen (van na de Middeleeuwen) komen grote Trolkatten met een dikke vacht en een lange staart voor. Later werd dit vertaald met ‘Boskat’, maar eigenlijk betekent Trolkat “Feeënkat” (sprookjeskat, dus).

In de 16e eeuw maakte de Deense priester Peter Clausson Friis, toen hij in Noorwegen woonde, een indeling van de Noorse lynxen. Hij onderscheidde daarbij drie soorten: de katlynx, de voslynx en de wolflynx. Het is heel goed mogelijk dat de katlynx een Noorse Boskat is geweest.

De eerste schriftelijke vermelding van de Boskat stamt uit sprookjes en sagen die door Peter Christen Asbjørnsen en Jørgen Moe werden verzameld rond 1835. Hierin werd gesproken over de “Huldrekatt”, de kat met de pluimstaart. 

In de Scandinavische versie van De Gelaarsde Kat is er waarschijnlijk ook sprake van een Noorse Boskat of Norsk Skogkatt.

In 1912 schreef de Noorse dichter Gabriël Scott een kinderboekje over een witte Boskat, Sølfvaks genaamd, die door andere katten werd beroofd, omdat hij langharig was. De illustraties in dit boekje laten een grote kat zien met een pluimstaart en een volle kraag.

 

Natuurkat

In het ruige Noorse klimaat is de Noorse Boskat geworden wat hij vandaag is, omdat alleen de best aangepaste katten in leven bleven. Omdat deze katten in de bossen voor hun eigen voedsel moesten zorgen en zich verdedigen tegen vijanden, hebben alleen diegene overleefd die het beste waren in jagen en ontsnappen aan roofdieren. Katten die hun eerste winter door-kwamen hadden lange poten en waren veerkrachtig, intelligent en moedig.

Door de eeuwen heen ontwikkelde de Boskat in het koude, natte klimaat een dubbele vacht: de vettige, gladde en stugge dekharen van de bovenvacht voorkomen dat de kat in regen en sneeuw drijfnat wordt en met de wollige ondervacht, die zich vooral ‘s winters ontwikkelt, is het dier in deze periode goed beschermd tegen de kou. De pluimen in de oren en tussen de voetkussentjes (de zogenaamde ‘sneeuwschoenen’) houden sneeuw en ijs tegen en dan is er tenslotte de lange dikke pluimstaart die als deken kan dienen als de kat gaat slapen.

Zo heeft dit unieke ras zich ontwikkeld zonder enige inmenging van mensen  en hoort de Noorse Boskat daarom tot de ‘natuurrassen’.

 

De weg naar erkenning als raskat

Tot de jaren dertig was de Boskat een gewone inheemse kat, zoals elke andere kat in Noorwegen. Niemand was werkelijk geïnteresseerd in deze ronddwalende halflanghaarkatten en hun bestaan was zo gewoon, dat het nooit in het hoofd van de Noren is opgekomen om deze kat als een ‘raskat’ te beschouwen. Alleen de boeren waardeerden de aanwezigheid van deze mooie, grote katten om hun vaardigheden als muizen- en rattenvangers. Net als onze boerderijkatten waren deze katten niet echt wild, maar zochten zij de mens op, omdat zij op en rondom de boerderijen de beste kansen hadden om te overleven. Nog steeds wonen er her en der ‘oorspronkelijke’ Boskatten op de boerderijen in Noorwegen. Omstreeks 1933 verschenen sporadisch wat liefhebbers met een Noorse Boskat op kattenshows - deze konden meedingen naar de prijzen voor huis-, tuin- en keukenkatten.

In de zestiger jaren van de vorige eeuw nam de Boskattenpopulatie steeds verder af door ontbossing, sterke bevolkingsgroei en kruising met korthaarrassen. Uiteindelijk liep hun aantal zo schrikbarend terug, dat alleen een erkenning als raskat de Noor nog voor uitsterven kon behoeden. In 1963 werd met dit doel de Norske Rasekattklubbers Riksforbund (NRR) opgericht, die veel heeft betekend voor het behoud en de erkenning van de Noorse Boskat.

Truls

 

Deze vereniging heeft ook de rasstandaard opgetekend. Hiervoor werd één kater uitgekozen die beschouwd werd als een bijzonder mooi en rastypisch exemplaar. Deze kater, Pan’s Truls, was het eigendom van Egil en Els Nylund van cattery Pan.

In 1975 werd de ‘Norsk Skogkattring’ opgericht om het fokken in goede banen te leiden. De fokkers volgden strikte regels en alleen ‘originele’ Boskatten werden toegelaten tot het fokprogramma.

Om hierop toe te zien werden bijeenkomsten gehouden waar fokkers hun kat aan de Fokcommissie konden tonen. Alleen katten die door de Commissie waren goedgekeurd, konden worden geregistreerd.

 

 

Alle inspanningen werden uiteindelijk in 1977 beloond: het ras werd officieel door de FIFé erkend. Deze erkenning is aan geen enkele inwoner van Noorwegen voorbijgegaan, doordat de Noorse media het als 'hot news' herkenden en er veel aandacht aan besteedden. Ter gelegenheid ervan werd in Noorwegen zelfs een speciale postzegel uitgegeven.

 

Al snel na de officiële erkenning wist het ras ook de harten van niet-Scandinavische kattenliefhebbers te veroveren. De Noorse Boskat en zijn enthousiaste fokkers zijn inmiddels vrijwel over de hele wereld te vinden: van IJsland tot Japan, de Verenigde Staten, Zuid-Afrika en Australië!

 

 

 

     voor de rasstandaard van de Noorse Boskat klik HIER

 

 
   

 

 

 

top