-
de ogen van de kat vooral beweging registreren; een voorwerp dat
onbeweeglijk is zien ze slecht of helemaal niet;
-
een kat een (lopende) mier kan zien op een afstand van 2 tot 6
meter;
-
katten de kleuren grijs, blauw, geel en rood zien en een
duidelijke voorkeur hebben voor de kleur rood;
-
katten 6 x zo goed in het donker zien als de mens, in het
pikdonker echter zien katten ook niets;
-
de ogen van de kat in het pikdonder een soort oren worden:
akoestische trillingen worden via de pupillen opgepikt;
-
de kat het openlijk, recht in de ogen kijken altijd beschouwt
als een vorm van intimidatie en een uitdaging – vrijwel alle
dieren staren elkaar aan als ze (willen) strijden om de macht;
-
de kat per oorschelp 30 kleine spiertjes heeft, waarmee hij zijn
oren -onafhankelijk van elkaar - bijna 180 graden kan draaien;
-
de kat geluidsbronnen kan onderscheiden die niet meer dan 5° uit
elkaar liggen; dat is ongeveer 8 cm. op een afstand van 1 meter;
-
de kat geluiden van 2 octaven hoger dan de mens en zelfs een
halve octaaf hoger dan de hond kan waarnemen;
-
het gehoor van de kat vooral gericht is op het waarnemen van
zachte geluiden; de trechtervormige oorschelpen en de grote
‘echoholtes’ in de schedel zijn daar speciaal op gebouwd; zacht
ruisen of ritselen zet de kat automatisch aan tot bewegen, want
de herkenning van geluiden van de kleine prooidieren is hem
aangeboren; alle andere geluiden leren katten aan;
-
het waarnemen van hoge tonen bij de kat, net als bij de mens,
afneemt met het vorderen van de leeftijd: als de kat 3 jaar is,
begint dit al; als hij 4.5 jaar is, is deze afname al duidelijk
te constateren;
-
er zich 19 miljoen reuk-zenuwuiteinden bevinden in het
reukslijmvlies van de kat (vergelijk: de mens heeft er 5
miljoen, de hond een formidabele 147 miljoen!);
-
katten hun voedsel meer ruiken dan proeven – eigenlijk is dat
bij de mens net zo!; katten die verkouden zijn weigeren hun voer
dan ook niet omdat ze geen honger hebben, maar omdat ze het niet
kunnen ruiken;
-
de kat bij overmatige prikkeling van de reukzenuwen gaat flemen:
hij opent de bek en trekt het aroma scherp naar binnen, waarbij
de neusvleugels gesloten zijn en het orgaan van Jacobson in
werking komt - een soort extra reukorgaan – de kat krijgt dan
een grimas in het gezicht en lijkt even helemaal ‘afwezig’;
-
de tong van de kat verschillende functies heeft: het proeven en
opnemen van voedsel, maar ook het schoonmaken en desinfecteren
van de huid en de vacht;
-
het midden van de kattentong bezaaid is met draadvormige haakjes
en daardoor ruw genoeg is om zelfs de laatste restjes vlees van
een bot te kunnen afraspen.
-
de tastzin van de kat hoog ontwikkeld is; hij heeft hiervoor de
beschikking over zijn snorharen, wenkbrauwharen, tastharen aan
de poten, maar ook de hele vacht/huid is gevoelig voor aanraking
en trillingen;
-
de kat zijn snorharen in het donker gebruikt om zijn omgeving,
voorwerpen en dieren te identificeren;
-
de snorharen van de kat naar voren staan als hij alert is; als
de snorharen naar achteren staan – langs de wangen - voelt de
kat zich helemaal op zijn gemak;
-
de kat ook uiterst gevoelig is voor trillingen in zijn omgeving
en in de aarde; hij zal bij de eerste trillingen onmiddellijk
naar buiten lopen; met dit gedrag waarschuwt de kat dus ongewild
voor aardbevingen en vulkaanuitbarstingen.